Een christen loopt achteruit

Een korte kennismaking met Kevin J. Vanhoozer

Inleiding

Naast de gerichte studie ter voorbereiding op preken, houd ik me ook in bredere zin bezig met theologie. Naast persoonlijke interesse hoort het ook bij mijn roeping tot predikant. Een predikant is immers niet alleen prediker, maar ook theoloog. Kennis dient op peil te worden gehouden en de ontwikkeling in gang gehouden. Ik ben dankbaar dat de landelijke kerk dit stimuleert en faciliteert, en dat ik hier in de Hillegondakerk alle ruimte voor krijg. De afgelopen jaren heb ik me verdiept in de Amerikaanse systematisch theoloog Kevin J. Vanhoozer. Mijn studieverlof van deze zomer heb ik ook grotendeels aan een boek van hem gewijd. Ik kwam hem op het spoor via een cursus bij de PThU (Protestantse Theologische Universiteit). Ik hield me reeds bezig met de nieuwtestamenticus Tom Wright en de ethicus Samuel Wells, die beiden het woord ‘improviseren’ gebruiken om te spreken over het dagelijks leven van een christen. Deze benadering hielp me theologisch verder, maar ik vroeg me af wat er in de bredere geloofsleer gebeurt als je deze benadering kiest. Deze lacune lijkt te worden opgevuld door Vanhoozer. De drie auteurs verwijzen met enige regelmaat naar elkaar. Er is inhoudelijke verwantschap, zonder exact hetzelfde te zeggen. Je zou kunnen zeggen: Wright werkt vooral vanuit de Bijbel, Wells vertaalt het praktisch door, en Vanhoozer kijkt naar de bredere samenhang met de achterliggende wereld van de dogmatiek. Hiermee hoopte ik een missend puzzelstukje gevonden te hebben. Ik neem u graag mee in een schets van deze boeiende theoloog, die in Nederland nog niet heel bekend is. Nog geen enkel werk van zijn hand is tot nu toe in het Nederlands vertaald, wat bij Wright en Wells precies andersom is: bijna al hun boeken zijn in het Nederlands te vinden. Onlangs verscheen er een eerste boek in het Nederlands: ‘Improviseren in Gods Drama’, onder redactie van onder andere Theo Pleizier. Ik heb daar zelf ook een bijdrage aan geleverd: ‘Met vertrouwen improviseren: een vergelijking van Kevin. J. Vanhoozer en Tom Wright’.

De gulden middenweg

Kevin J. Vanhoozers werkgebied is Amerika, waar de theologische wereld zeer gepolariseerd is. Christenen worden langs een meetlat van een aantal thema’s gelegd (schriftvisie, omgang met abortus en homosexualiteit), waarbij al snel een oordeel wordt geveld. Vanhoozer wil inhoudelijke uitersten vermijden en orthodoxie zo verwoorden dat er een verbinding ontstaat. Hij wil enerzijds wegblijven bij een al te stellig christendom dat de Bijbel benadert als vindplaats van wat hij proposities noemt. Je haalt dan teksten uit de Bijbel en maakt er een systeem van dat los van de Bijbel gaat functioneren. De spanning van het verhalende van de Bijbel, alsook de poëzie en gelijkenissen, maar ook het voortdurende geding tussen God en mens in het boek van het Verbond gaan dan verloren. Anderzijds wil hij de Bijbel ook niet benaderen als een boek dat alleen maar gezag heeft omdat mensen erin geloven. De Bijbel heeft voor hem een gezag in zichzelf, omdat het God is die zich daarin openbaart. Hij noemt zijn benadering ‘canonical linguistic’, omdat het de canon als uitgangspunt neemt en het niet gaat over ‘stellingen’ maar over de dynamiek van ‘taal’. Hij wil een middenweg vinden door het ontwikkelen van nieuwe theologische taal, die niet statisch maar dynamisch is, net zoals Gods omgang met ons dynamisch is. Hij zoekt naar een beeld om de verhouding tussen het hedendaagse leven, God en de Bijbel te verhelderen. In die zoektocht komt hij uit bij het beeld van een toneelstuk of drama: een beeld waar beweging in zit.

Geschiedenis als theo-drama

De Bijbel beschrijft volgens Vanhoozer het drama van Gods openbaring in deze wereld. Deze vindt plaats in verschillende tijden en contexten, met verschillende spelers. Hierbij is voortdurend sprake van improvisatie, omdat God inspeelt op onze zondige werkelijkheid en zichzelf in zijn liefde openbaart in wisselende omstandigheden. Met veel geduld en genade werkt Hij toe naar de climax: zijn volledige zelfopenbaring als Hij alle dingen nieuw maakt. Zoals een toneelstuk op te delen is in een aantal akten of bedrijven, deelt Vanhoozer het theo-drama op in vijf stadia. Ze zien er als volgt uit:

  1. Schepping
  2. Verkiezing van Abraham/Israël
  3. Zending van de Zoon/Jezus
  4. Zending van de Geest/kerk
  5. Terugkeer van de Koning/dag van de Heer/voltooiing/nieuwe schepping

Leven in de vierde akte

Aan de benaming van de akten zie je dat hij heel duidelijk de geschiedenis ziet als gevolg van een zichzelf openbarende God. In dat proces bevinden wij ons in de vierde akte, tussen de zending van Jezus en zijn terugkeer. Het bijzondere van de vierde akte is, dat het zich nog ontrolt terwijl wij leven. Het begon met de uitstorting van de Heilige Geest, en is daarna verdergegaan. Wij geven het leven in verbinding met God vorm door de Bijbel te lezen als script en krijgen aanwijzingen van de heilige Geest, die de rol van regisseur vervult in de gemeente van Christus. Plaatselijke predikanten vervullen de rol van dramaturgen: helpers van de regisseur die kennis hebben van vorige uitvoeringen, die thuis zijn in het script en die de gemeente kunnen helpen bij een passende uitvoering in hun dagelijkse context. Elke gemeente zal op haar eigen plaats moeten ontdekken hoe haar eigen improvisatie eruit ziet. Dat ziet er in Indonesië anders uit dan in Nederland, in Limburg anders dan in Zuid Holland en in Giessen anders dan in Rotterdam. Leven als christen vanuit het script is iets wat elke christelijke gemeenschap in elke tijd en elke plaats opnieuw moet vormgeven. Op een aantal plaatsen vergelijkt hij het met een uitvoering van Shakespeare: ook hiervan bestaan verschillende uitvoeringen in verschillende tijden en contexten, maar toch is het telkens een herkenbare ‘Hamlet’ of ‘Romeo en Julia’.

Achteruit lopen

Hoe geeft de plaatselijke gemeente het dagelijkse leven vorm? Dat heeft iets weg van achteruit lopen. Dat heeft iets van oriëntatie (naar achteren) en beweging (naar voren). Een christen kan niet even voor zichzelf bepalen hoe zij of hij als christen leeft. Je moet God leren kennen, door het inoefenen van het script en de omgang met de Geest, je moet oefenen (repeteren!) als gemeente en er vervolgens op vertrouwen dat je in jouw omstandigheden op spontane wijze vorm kunt geven aan een leven als christen, in verbinding met Vader, Zoon en Geest. Improviseren kan klinken als zomaar aanrommelen, maar dat is het dus met nadruk niet. Het gaat erom dat er tussen jouw leven en het script een heldere verbinding is, waardoor je leven herkenbaar is als navolging van Jezus, op weg naar het Koninkrijk. Je bent onderweg naar Gods toekomst, de vijfde en beslissende akte. Je bent er nog niet en moet richting houden door in verbinding te blijven met het script dat gegeven is. Als ik op een voetbalveld een oefening uitzet met pionnen, loop ik ook achteruit. Door voortdurend terug te kijken naar wat er al staat, voorkom je zoveel mogelijk geslinger. Het is zowel verbinding als beweging. Je loopt dus achteruit, maar gaat vóóruit. Zo is er geen sprake van verstarring (het gevaar van proposities en het optuigen van tijdloze systemen) maar ook niet van vaagheid (het gevaar van een al te intermenselijke benadering met een uitgehold openbaringsbegrip).

Niet identiek, wel ‘passend’

We zagen al dat in de visie van Vanhoozer, de improvisaties niet identiek hoeven te zijn. Je neemt jezelf mee, je context, je omstandigheden, gegevenheden en de tijd waarin je leeft. Wells, Vanhoozer en Wright maken soms andere ethische keuzes, terwijl ze ongeveer hetzelfde denkmodel hanteren. Op basis van diezelfde denkwijze zullen ze elkaar niet snel afschrijven. Dat heb ik in elk geval bij Vanhoozer geproefd, toen we een online gesprek met hem hadden. Zolang het niet over de kern van het belijden aangaande Vader, Zoon en Heilige Geest gaat, is er bij hem tot op zekere hoogte diversiteit mogelijk. Dat maakt het zowel spannend als bevrijdend. Spannend, omdat het niet koekoek-één-zang is en niet helemaal tegemoet komt aan een behoefte aan rechtlijnigheid en duidelijkheid. Bevrijdend, omdat er dus tot op zekere hoogte variatie kan zijn. Twee verschillende wijzen van uitvoeren kunnen beide een getrouwe improvisatie zijn omdat je in beide een weergave van Christus’ leven herkent. Dat roept een spanning op die we niet hoeven op te lossen, maar die inherent is aan improviseren. Het is met nadruk de ruimte waarin de Geest werkt. Als alle vragen zijn opgelost en elke christen een briefje krijgt met de do’s en don’ts lijkt het niet meer op het spannende theo-drama, maar zijn we zielloze kopiisten geworden die Gods werk in de geschiedenis en het werk van de Geest niet serieus genoeg nemen.

Fouten maken

We leven als christenen van het volmaakte werk van Christus, maar zijn zelf niet volmaakt in ons doen en laten. We mogen streven naar perfectie, wetend dat we de allerhoogste norm nooit halen. Dat hoeft ons niet te verrassen. In onze omgang met de Bijbel kunnen we ook al voorbeelden vinden van niet geheel volmaakte navolging. Soms is dat nog te zacht uitgedrukt. Gedurende ons afgelopen jaarthema over het boek Rechters zijn we daar meermaals tegenaan gelopen, waar we vooral bij Simson zagen hoe een richter ook mét de gave van de Geest kan ontsporen in zijn individuele bestaan. Ook wij zullen in onze uitvoering niet geheel volmaakt zijn. We zullen voortdurend in de leer moeten bij de Schrift, de wetsteksten spellend, de verhalen oefenend, de gelijkenissen lezend, de Psalmen zingend, en de opdrachten volgend. Bij de interpretatie bidden we om de verlichting en leiding van de Geest, die ons in deze fase van Gods geschiedenis gegeven is. Dat er vergeving is schept ruimte en dat God garant staat voor de voltooiing geeft het vertrouwen dat we het mogen wagen. Wij ‘maken’ de geschiedenis niet, we leven uit het werk van Christus dat al volbracht is in de derde akte.

Spontaniteit waarderen

Het mooie aan deze benadering voor de kerk van vandaag vind ik dat je leert te vertrouwen op spontane ingevingen in het dagelijks leven. Zelf ben ik geneigd om die ingevingen veelal aan mezelf toe te schrijven, enkel ontsprongen aan de creativiteit van mijn eigen brein en daarmee losstaand van het evangelie. Vanhoozer schetst een andere weg. Hij leert ons dat we als geoefende christenen ook mogen leren vertrouwen op onze geoefende intuïtie in dagelijkse situaties, gevormd door Woord en Geest. Wat heb je anders al die jaren gedaan, toen je al christen was? Je hebt in die hoedanigheid het script al vele malen tot je genomen en hebt al heel wat kerkelijke repetities achter de rug. Die ingeoefende verbinding met de Bijbel, het script, voorkomt dat het enkel en alleen je eigen ingevingen worden en houdt je bij de les. En onderschat de Geest niet die bij je inwoont! Wie zegt dat Hij niet in jouw gedachten kan spreken? Ondertussen weet je ook dat je voortdurend correctie nodig hebt (dat is nota bene één van de belangrijke thema’s van de eerste drie akten) en dat je leeft van genade (het hoogtepunt in de geschiedenis: de kruisdood en opstanding van Christus). In het boek geef ik twee actuele voorbeelden om dit te verhelderen. Ik neem er hier één over, over de aanpak van de huidige trainer van Feyenoord, Arne Slot.

Arne Slot

Voetbal bestaat ook uit een script dat zich elke wedstrijd weer ontrolt. De bal wordt afgetrapt en uiteindelijk wordt er een uitslag bekend. Er zijn ook bepaalde creeds, in dit geval spelregels. Over de zijlijn is de bal uit, over de achterlijn is een corner, tussen de doelpalen is een punt. Voor spelers geldt dat creativiteit gewaardeerd wordt. Dat heeft verwantschap met improvisatie. Het is immers telkens hetzelfde spel op het zelfde veld, met dezelfde lijnen en doelen. En tóch is het elke keer weer anders. Geen wedstrijd is eender. Toch zijn er ook lijnen te ontdekken voor wie zich er verder in verdiept. Moderne trainers vergaren voortdurend kennis van hun voorgangers en bekijken oude wedstrijden. In een artikel in het Algemeen Dagblad van 5 maart 2021 wordt voetbaltrainer Arne Slot geciteerd, die verwijst naar de bekende coach Arrigo Sacchi: ‘De Italiaan had gezegd dat voetbal volgens een bepaald script verloopt, maar dat er binnen dat script veel vrijheid moet zijn voor de invulling.’ Arne slot ziet de taak als trainer vooral daar liggen dat het team die basiskennis inoefent, zodat ze elkaar tijdens de wedstrijd spontaan improviserend kunnen vinden. Ook hier staat oefening en kennis niet los van improvisatie. In hetzelfde krantenartikel staat: ‘Als trainer van Cambuur startte Slot met het aanleggen van een mediatheek. Hij verzamelde beelden van verschillende speelwijzen en actualiseert die bestanden voortdurend.’ Zo vervult de voetbalcoach de rol die Vanhoozer aan de dramaturg toedicht. Hij draag kennis aan en slijpt automatismen in, zodat de spelers op een goede wijze kunnen improviseren: spontaan en als eenheid functionerend.

Spanning hoort erbij

Ook als we hetzelfde belijden over de Vader, Zoon en de Heilige Geest, kunnen we soms in de uitvoering verschillen. Het is zaak om het dan niet krampachtig te laten worden door elkaar in een mal te willen duwen, maar om ook weg te blijven van een nietszeggende veelheid van uitvoeringen. Omdat de context wisselt en het toneel door de tijd heen voortdurend verandert, is dit een voortdurend proces. Het vergt voortdurend creativiteit om wat er reeds was door te vertalen naar het hier en nu. Het gaat dwars door je heen en vergt alles wat je hebt. Je hebt elkaar als kerk hierin ook keihard nodig. Wie durft nu nog te zeggen dat kerk-zijn saai is? Plankenkoorts is hierbij niet vreemd, als het maar niet verlammend werkt. Ondertussen zit God op de eerste rij van de voorstelling, zonder voortdurend actief in te grijpen om fouten bij voorbaat te voorkomen. Klassiek heet dat lankmoedigheid. Waar wij allang ons geld voor de voorstelling zouden terugvragen omdat het (toen en nu) soms nergens op lijkt, blijft Hij in de zaal aanwezig en houdt Hij vol tot het voltooid is en heel de hemel en aarde gevuld zal zijn van zijn aanwezigheid. Want, hoe dan ook, het gaat in alles om Hem en zijn liefde, en Hij stopt niet voordat alles en iedereen daarvan zal getuigen.